Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

  1. Gebruik "depuis" met een startmoment voor een voortdurende handeling.
  2. Gebruik jusque met een datum/tijd om een limiet aan te geven.
  3. Gebruik "pendant" met een duur voor een volledige actie in de tijd.
Mot (Woord)Exemple (Voorbeeld)
Depuis (Sinds)Je vis ici depuis 2010. (Ik woon hier sinds 2010.)
Jusque / Jusqu'à (Jusque / Jusqu'à)La réunion dure jusque / jusqu'à 18h. (De vergadering duurt tot 18 uur.)
Pendant (Tijdens)Nous parlons pendant deux heures. (Wij spreken gedurende twee uur.)

Uitzonderingen!

  1. Jusqu' wordt gebruikt wanneer jusque gevolgd wordt door "à" of "au", omdat deze woorden beginnen met een klinker of een stomme "h", om de uitspraak vloeiender te maken. Voorbeeld: Je travaille jusqu'à 18h aujourd'hui.
  2. Jusqu'à is de meest voorkomende en standaardvorm, gebruikt om zowel tijd als ruimte aan te geven, en het is de vorm die je het vaakst zult tegenkomen in het Frans.

Oefening 1: Expression du temps: "Depuis, Jusqu'à, Pendant, etc..."

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

jusque, pendant, depuis, jusqu'à

1.
Je vis ici ... cinq ans avec ma famille.
(Ik woon hier sinds vijf jaar met mijn familie.)
2.
Ma tante et mon cousin sont en vacances ... lundi prochain.
(Mijn tante en mijn neef zijn met vakantie tot volgende maandag.)
3.
Nous parlons avec notre mère ... cinq heures.
(We praten vijf uur lang met onze moeder.)
4.
Elle habite chez ses parents ... janvier.
(Ze woont sinds januari bij haar ouders.)
5.
Le couple reste ici ... vingt heures.
(Het paar blijft hier tot twintig uur.)
6.
Avec mon frère on parle ... deux heures le soir.
(Met mijn broer praten we 's avonds gedurende twee uur.)
7.
Je suis marié ... quinze ans.
(Ik ben al vijftien jaar getrouwd.)
8.
Mon grand-père et mon oncle se réunissent ... le weekend.
(Mijn grootvader en mijn oom komen in het weekend bij elkaar.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Je travaille ___ huit heures ce matin.

(Ik werk sinds acht uur vanmorgen.)

2. La réunion dure ___ dix-neuf heures.

(De vergadering duurt tot negentien uur.)

3. Je lis ___ une heure chaque soir.

(Ik lees elke avond een uur.)

4. Nous attendons ___ dix minutes.

(We wachten al tien minuten.)

5. Elle travaille ___ midi cet après-midi.

(Ze werkt vanmiddag tot het middaguur.)

6. Ils regardent la montre ___ quarante-cinq minutes.

(Ze kijken veertig vijf minuten naar de klok.)