10K+ studenten - 4.8/5
Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Gesprek

1. Julien: J'ai trouvé un train pour rejoindre Papi et Mamie à Marseille. (Ik heb een trein gevonden om opa en oma in Marseille te bezoeken.) Show
2. Stéphanie: Super ! Tu le prends quand ? (Super! Wanneer neem je hem?) Show
3. Julien: Ce soir à vingt heures trente. Mais il s'arrête à Toulouse avant d'arriver à Marseille. (Vanavond om half negen. Maar hij stopt in Toulouse voordat hij in Marseille aankomt.) Show
4. Stéphanie: Et tu as combien de temps entre le premier et le deuxième train ? (En hoe lang heb je tussen de eerste en de tweede trein?) Show
5. Julien: J'attends pendant quarante cinq minutes. Je prends mon train depuis la gare centrale, tu peux me déposer ? (Ik wacht vijfenveertig minuten. Ik neem mijn trein vanaf het centraal station, kun je me afzetten?) Show
6. Stéphanie: Oui bien sûr. (Ja natuurlijk.) Show
7. Julien: Il y a dix minutes en voiture jusqu'à la gare. (Het is tien minuten rijden naar het station.) Show
8. Stéphanie: D'accord alors on va partir à vingt heures dix pour être en avance. (Oké, dan vertrekken we om twintig uur tien om op tijd te zijn.) Show
9. Julien: Merci. Tu rentres du travail à quelle heure ? (Bedankt. Hoe laat kom je van je werk?) Show
10. Stéphanie: Je rentre vers dix-neuf heures trente. Soit prêt quand j'arrive. (Ik kom terug rond negenenhalf. Wees klaar als ik arriveer.) Show
11. Julien: Pas de soucis. De toute façon, aujourd'hui je révise mon examen jusqu'à dix-huit heures, je ne sors pas. (Geen zorgen. In ieder geval herhaal ik vandaag mijn examen tot achttien uur, ik ga niet weg.) Show
12. Stéphanie: D'accord, pendant ce temps, surveille ton frère, il rentre des cours à quinze heures. (Oké, houd ondertussen je broer in de gaten, hij komt om vijftien uur uit de les.) Show

Oefening 1: Discussievragen

Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.

  1. Où va Julien ?
    2. Waar gaat Julien heen?
  2. À quelle heure vont-ils partir de la maison ?
    3. Hoe laat gaan ze van huis vertrekken?
  3. Combien de temps Julien va-t-il attendre à la gare de Toulouse ?
    4. Hoe lang gaat Julien wachten op het station van Toulouse?
  4. Pars-tu en vacances en train ?
    5. Ga je met de trein op vakantie?
  5. À quelle heure rentres-tu du travail ?
    6. Hoe laat kom je van je werk terug?

Oefening 2: Vul de open plekken in en maak de zinnen af

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

vingt heures dix, vingt heures trente, dix-huit heures, dix-neuf heures trente, quarante cinq minutes

1.
D'accord alors on va partir à ... pour être en avance.
(Oké, dan vertrekken we om tien over acht om op tijd te zijn.)
2.
Je rentre vers .... Soit prêt quand j'arrive.
(Ik kom rond half acht thuis. Wees klaar als ik arriveer.)
3.
Pas de soucis. De toute façon, aujourd'hui je révise mon examen jusqu'à ..., je ne sors pas.
(Geen probleem. Hoe dan ook, vandaag leer ik voor mijn examen tot zes uur, ik ga niet weg.)
4.
Ce soir à .... Mais il s'arrête à Toulouse avant d'arriver à Marseille.
(Vanavond om half negen. Maar hij stopt in Toulouse voordat hij in Marseille aankomt.)
5.
J'attends pendant .... Je prends mon train depuis la gare centrale, tu peux me déposer ?
(Ik wacht gedurende vijfenveertig minuten. Ik neem mijn trein vanaf het centraal station, kun je me afzetten?)

Oefening 3: Orden de tekst

Instructie: Nummeer de zinnen in de juiste volgorde en lees hardop voor.

Toon vertaling
11
... Pas de soucis. De toute façon, aujourd'hui je révise mon examen jusqu'à dix-huit heures, je ne sors pas.
(Geen probleem. Hoe dan ook, vandaag leer ik voor mijn examen tot zes uur, ik ga niet weg.)
7
... Il y a dix minutes en voiture jusqu'à la gare.
(Het is tien minuten met de auto naar het station.)
5
... J'attends pendant quarante cinq minutes. Je prends mon train depuis la gare centrale, tu peux me déposer ?
(Ik wacht gedurende vijfenveertig minuten. Ik neem mijn trein vanaf het centraal station, kun je me afzetten?)
12
12 D'accord, pendant ce temps, surveille ton frère, il rentre des cours à quinze heures.
(Oké, hou ondertussen je broer in de gaten, hij komt om drie uur uit school.)
8
... D'accord alors on va partir à vingt heures dix pour être en avance.
(Oké, dan vertrekken we om tien over acht om op tijd te zijn.)
4
... Et tu as combien de temps entre le premier et le deuxième train ?
(En hoe lang heb je tussen de eerste en de tweede trein?)
10
... Je rentre vers dix-neuf heures trente. Soit prêt quand j'arrive.
(Ik kom rond half acht thuis. Wees klaar als ik arriveer.)
2
... Super ! Tu le prends quand ?
(Super! Wanneer neem je hem?)
1
1 J'ai trouvé un train pour rejoindre Papi et Mamie à Marseille.
(Ik heb een trein gevonden om opa en oma in Marseille te bezoeken.)
9
... Merci. Tu rentres du travail à quelle heure ?
(Bedankt. Hoe laat kom je van je werk?)
6
... Oui bien sûr.
(Ja natuurlijk.)
3
... Ce soir à vingt heures trente. Mais il s'arrête à Toulouse avant d'arriver à Marseille.
(Vanavond om half negen. Maar hij stopt in Toulouse voordat hij in Marseille aankomt.)