Vouloir (willen) - Present, indicatif (Tegenwoordige tijd, indicatief)

 Vouloir (willen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vouloir - Werkwoordvervoeging van willen in het Frans: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indicatief (Present, indicatif).

Present, indicatif (Tegenwoordige tijd, indicatief)

Alle vervoegingen en tijden: Vouloir (willen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leerplan: Franse les - Faire les courses (Boodschappen doen)

Tegenwoordige tijd van willen

Frans Nederlands
(je/j') veux ik wil
(tu) veux jij wilt
(il/elle/on) veut hij/zij/men wil
(nous) voulons wij willen
(vous) voulez jullie willen
(ils/elles) veulent zij willen

Voorbeeldzinnen

Frans Nederlands
Je veux goûter ce gâteau sucré. Ik wil deze zoete taart proeven.
Tu veux voir la vue claire d'ici ? wil je het heldere uitzicht vanaf hier zien
Il veut sentir ce parfum doux. hij wil deze zachte geur ruiken
Nous voulons écouter la voix claire. Wij willen naar de duidelijke stem luisteren.
Vous voulez toucher ce tissu doux ? Jullie willen dit zachte stof aanraken
Ils veulent goûter le plat salé. zij willen het hartige gerecht proeven

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

voulons, veux, veut, voulez, veulent

1.
Nous ... écouter la voix claire.
(Wij willen naar de duidelijke stem luisteren.)
2.
Il ... sentir ce parfum doux.
(Hij wil deze zachte geur ruiken)
3.
Je ... goûter ce gâteau sucré.
(Ik wil deze zoete taart proeven.)
4.
Tu ... voir la vue claire d'ici ?
(Wil je het heldere uitzicht vanaf hier zien)
5.
Vous ... toucher ce tissu doux ?
(Jullie willen dit zachte stof aanraken)
6.
Ils ... goûter le plat salé.
(Zij willen het hartige gerecht proeven)