Prendre (nemen) - Present, indicatif (Tegenwoordige tijd, indicatief)

 Prendre (nemen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Prendre - Vertaling van nemen in het Frans: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indicatief (Present, indicatif).

Present, indicatif (Tegenwoordige tijd, indicatief)

Alle vervoegingen en tijden: Prendre (nemen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leerplan: Franse les - Faire les courses (Boodschappen doen)

Tegenwoordige tijd van het werkwoord nemen

Frans Nederlands
(je/j') prends ik neem
(tu) prends jij neemt
(il/elle/on) prend hij/zij/men neemt
(nous) prenons wij nemen
(vous) prenez jullie nemen/u neemt
(ils/elles) prennent zij nemen

Voorbeeldzinnen

Frans Nederlands
Je prends le bus pour aller à l'école. Ik neem de bus naar school.
Tu prends des notes en classe avec le professeur. Je maakt aantekeningen in de klas met de leraar.
Le médecin prend soin des patients chaque jour. De dokter zorgt elke dag voor de patiënten.
Nous prenons le goûter après étudier. Wij nemen de snack na het studeren.
Vous prenez le train pour aller au travail. Je neemt de trein om naar het werk te gaan.
Les étudiants prennent des livres à la bibliothèque. De studenten nemen boeken in de bibliotheek.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

prenons, prends, prend, prenez, prennent

1.
Nous ... le goûter après étudier.
(Wij nemen de snack na het studeren.)
2.
Les étudiants ... des livres à la bibliothèque.
(De studenten nemen boeken in de bibliotheek.)
3.
Je ... le bus pour aller à l'école.
(Ik neem de bus naar school.)
4.
Tu ... des notes en classe avec le professeur.
(Je maakt aantekeningen in de klas met de leraar.)
5.
Vous ... le train pour aller au travail.
(Je neemt de trein om naar het werk te gaan.)
6.
Le médecin ... soin des patients chaque jour.
(De dokter zorgt elke dag voor de patiënten.)