Jouer (spelen) - Passe_compose, indicatif (Volt verleden tijd, indicatief)

 Jouer (spelen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Jouer - Vervoeging van spelen in het Frans: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de voltooid tegenwoordige tijd, aanvoegende wijs (Passe_compose, indicatif).

Passe_compose, indicatif (Volt verleden tijd, indicatief)

Alle vervoegingen en tijden: Jouer (spelen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leerplan: Franse les - Sports et exercice (Sport en beweging)

Vervoeging van spelen in passé composé

Frans Nederlands
(je/j') j'ai joué ik heb gespeeld
tu as joué jij hebt gespeeld
il/elle/on a joué hij/zij/men heeft gespeeld
nous avons joué wij hebben gespeeld
vous avez joué u hebt gespeeld
ils/elles ont joué zij hebben gespeeld

Voorbeeldzinnen

Frans Nederlands
J'ai joué au football au stade hier. Ik heb gisteren in het stadion gevoetbald.
Tu as joué au tennis avec tes amis. Jij hebt getennist met je vrienden.
Elle a joué au basketball dans le gymnase. Zij heeft in de sportzaal basketbal gespeeld.
Nous avons joué au rugby sur le terrain. We hebben rugby gespeeld op het veld.
Vous avez joué au cyclisme près de la piscine. Jullie hebben bij het zwembad gefietst.
Ils ont joué au ski pendant les vacances. Ze hebben tijdens de vakantie geskied.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

ils, nous avons joué, joué, j'ai joué, on, a, vous avez joué, ont, tu as joué

1.
... au football au stade hier.
(Ik heb gisteren in het stadion gevoetbald.)
2.
... au tennis avec tes amis.
(Jij hebt getennist met je vrienden.)
3.
Elle ... ... ...u b...sketb...ll d...ns le gymn...se.
(Zij heeft in de sportzaal basketbal gespeeld.)
4.
... au rugby sur le terrain.
(We hebben rugby gespeeld op het veld.)
5.
... ... ... au ski pendant les vacances.
(Ze hebben tijdens de vakantie geskied.)
6.
... au cyclisme près de la piscine.
(Jullie hebben bij het zwembad gefietst.)