Devoir (moeten) - Present, indicatif (Tegenwoordige tijd, indicatief) Delen Gekopieerd!

Devoir - Vervoeging van moeten in het Frans: vervoegd tabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indicatief (Present, indicatif).
Present, indicatif (Tegenwoordige tijd, indicatief)
Alle vervoegingen en tijden: Devoir (moeten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Leerplan: Franse les - Chiffres et comptage (Cijfers en tellen)
Vervoeging van moeten in de tegenwoordige tijd
Frans | Nederlands |
---|---|
(je/j') dois | ik moet |
(tu) dois | jij moet |
(il/elle/on) doit | hij/zij/men moet |
(nous) devons | wij moeten |
(vous) devez | jullie moeten |
(ils/elles) doivent | zij moeten |
Voorbeeldzinnen
Frans | Nederlands |
---|---|
Je dois goûter ce plat doux. | Ik moet dit zoete gerecht proeven. |
Tu dois sentir ce parfum sucré. | Je moet deze zoete geur ruiken. |
Il doit voir la vue claire. | Hij moet helder zien. |
Nous devons écouter le son calme. | We moeten naar het kalme geluid luisteren. |
Vous devez toucher le tissu doux. | Je moet de zachte stof aanraken. |
Ils doivent comparer le goût salé et sucré. | Ze moeten de zoute en zoete smaak vergelijken. |
Oefening: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies de juiste vorm.
devons, devez, dois, doit, doivent
1.
Je ... goûter ce plat doux.
(Ik moet dit zoete gerecht proeven.)
2.
Tu ... sentir ce parfum sucré.
(Je moet deze zoete geur ruiken.)
3.
Il ... voir la vue claire.
(Hij moet helder zien.)
4.
Nous ... écouter le son calme.
(We moeten naar het kalme geluid luisteren.)
5.
Vous ... toucher le tissu doux.
(Je moet de zachte stof aanraken.)
6.
Ils ... comparer le goût salé et sucré.
(Ze moeten de zoute en zoete smaak vergelijken.)