Courir (rennen) - Passe_compose, indicatif (Volt verleden tijd, indicatief)

 Courir (rennen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Courir - Verbuiging van rennen in het Frans: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de voltooid tegenwoordige tijd, aantonende wijs (Passe_compose, indicatif).

Passe_compose, indicatif (Volt verleden tijd, indicatief)

Alle vervoegingen en tijden: Courir (rennen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leerplan: Franse les - Vos animaux de compagnie (Jouw huisdieren)

Vervoeging van courir in passé composé

Frans Nederlands
(je/j') j'ai couru ik ben gerend
tu as couru je hebt gerend
il/elle/on a couru hij/zij/men heeft gerend
nous avons couru we hebben gerend
vous avez couru u bent gerend
ils/elles ont couru zij hebben gerend

Voorbeeldzinnen

Frans Nederlands
J'ai couru au stade ce matin. Ik ben vanmorgen naar het stadion gerend.
Tu as couru vite pour gagner le match. Jij bent snel gerend om de wedstrijd te winnen.
Elle a couru près du terrain de football. zij heeft gerend dicht bij het voetbalveld
Nous avons couru ensemble à la piscine hier. wij zijn samen naar het zwembad gerend gisteren
Vous avez couru pendant l'entraînement de rugby. U bent gerend tijdens de rugbytraining.
Ils ont couru après le ballon de basketball. zij renden achter de basketbal aan

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

nous avons couru, vous avez couru, tu as couru, ont, couru, on, ils, j'ai couru, a

1.
... au stade ce matin.
(Ik ben vanmorgen naar het stadion gerend.)
2.
Elle ... ... près du terr...in de footb...ll.
(Zij heeft gerend dicht bij het voetbalveld)
3.
... vite pour gagner le match.
(Jij bent snel gerend om de wedstrijd te winnen.)
4.
... pendant l'entraînement de rugby.
(U bent gerend tijdens de rugbytraining.)
5.
... ensemble à la piscine hier.
(Wij zijn samen naar het zwembad gerend gisteren)
6.
... ... ... après le ballon de basketball.
(Zij renden achter de basketbal aan)