Comparer (vergelijken) - Present, indicatif (Tegenwoordige tijd, indicatief)

 Comparer (vergelijken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Comparer - Vervoeging van vergelijken in het Frans: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, aantonende wijs (Present, indicatif).

Present, indicatif (Tegenwoordige tijd, indicatief)

Alle vervoegingen en tijden: Comparer (vergelijken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leerplan: Franse les - Faire les courses (Boodschappen doen)

Tegenwoordige tijd van vergelijken

Frans Nederlands
(je/j') compare ik vergelijk
(tu) compare jij vergelijkt
(il/elle/on) compare hij/zij/men vergelijkt
(nous) comparons wij vergelijken
(vous) comparez u vergelijkt
(ils/elles) comparent zij vergelijken

Voorbeeldzinnen

Frans Nederlands
Je compare les prix au supermarché. Ik vergelijk de prijzen bij de supermarkt.
Tu compares les fruits au marché. Jij vergelijkt het fruit op de markt.
Il compare la viande à la boucherie. Hij vergelijkt het vlees met de slagerij.
Nous comparons les produits à l'épicerie. We vergelijken de producten in de supermarkt.
Vous comparez les prix au magasin. Je vergelijkt de prijzen in de winkel.
Ils comparent les légumes à la poissonnerie. Ze vergelijken de groenten met de viswinkel.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

comparez, comparons, comparent, compare

1.
Je ... les prix au supermarché.
(Ik vergelijk de prijzen bij de supermarkt.)
2.
Ils ... les légumes à la poissonnerie.
(Ze vergelijken de groenten met de viswinkel.)
3.
Nous ... les produits à l'épicerie.
(We vergelijken de producten in de supermarkt.)
4.
Tu ...s les fruits au marché.
(Jij vergelijkt het fruit op de markt.)
5.
Vous ... les prix au magasin.
(Je vergelijkt de prijzen in de winkel.)
6.
Il ... la viande à la boucherie.
(Hij vergelijkt het vlees met de slagerij.)