Ontdek essentiële meubels zoals 'le canapé' en 'la lampe' en leer Franse plaatsvoorzetsels als 'sur' en 'sous' om hun ligging in huis nauwkeurig te beschrijven.

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

Woordenschat (13)

 La table: De tafel (French)

La table

Show

De tafel Show

 La chaise: de stoel (French)

La chaise

Show

De stoel Show

 Le canapé: de bank (French)

Le canapé

Show

De bank Show

 Le lit: Het bed (French)

Le lit

Show

Het bed Show

 L'armoire: de garderobe (French)

L'armoire

Show

De garderobe Show

 Le placard : de kast (French)

Le placard

Show

De kast Show

 Le bureau: het bureau (French)

Le bureau

Show

Het bureau Show

 Le tapis: het tapijt (French)

Le tapis

Show

Het tapijt Show

 La lampe: De lamp (French)

La lampe

Show

De lamp Show

 Installer (installeren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Installer

Show

Installeren Show

 Ouvrir (openen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Ouvrir

Show

Openen Show

 Entretenir (onderhouden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Entretenir

Show

Onderhouden Show

 La porte: De deur (French)

La porte

Show

De deur Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden
1.
La lampe est sur la table du salon.
(De lamp staat op de salontafel.)
2.
Le canapé est à côté de la porte.
(De bank staat naast de deur.)
3.
Le chat est sous la table près du bureau.
(De kat zit onder de tafel bij het bureau.)
4.
J’installe l’armoire dans la chambre.
(Ik zet de kast in de slaapkamer.)
5.
La chaise est entre le bureau et la fenêtre.
(De stoel staat tussen het bureau en het raam.)
6.
Le placard est dans la cuisine, à droite de la porte.
(De kast is in de keuken, rechts van de deur.)

Oefening 2: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Le canapé est placé près de la fenêtre dans le salon. (De bank staat bij het raam in de woonkamer.)
La lampe est sur le bureau pour mieux voir. (De lamp staat op het bureau om beter te zien.)
Le tapis est sous la table dans la salle à manger. (Het tapijt ligt onder de tafel in de eetkamer.)
L'armoire est entre la porte et le lit dans la chambre. (De kast staat tussen de deur en het bed in de slaapkamer.)

Oefening 3: Clusteren van woorden

Instructie: Classificeer deze woorden volgens of ze meubels aanduiden of voorzetsels van plaats die worden gebruikt om hun locatie in het huis aan te geven.

Meubles

Prépositions de lieu

Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Le bureau


Het bureau

2

Installer


Installeren

3

Le placard


De kast

4

La lampe


De lamp

5

La table


De tafel

Exercice 5: Gespreksoefening

Instruction:

  1. Welke meubels staan er in elke kamer? (Welke meubels staan er in elke kamer?)
  2. Beschrijf een kamer van je appartement/huis. (Beschrijf een kamer van je appartement/huis.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Les toilettes sont près du lavabo.

Het toilet is vlakbij de gootsteen.

Le lit est dans le salon.

Het bed staat in de woonkamer.

La peinture est à côté de la fenêtre.

Het schilderij staat naast het raam.

Il y a un tapis sous le canapé.

Er ligt een tapijt onder de bank.

Le miroir est suspendu au mur.

De spiegel hangt aan de muur.

L'armoire est entre le lit et le bureau.

De kledingkast staat tussen het bed en het bureau.

La porte est derrière la chaise.

De deur is achter de stoel.

Le canapé est devant la fenêtre.

De bank staat voor het raam.

La lampe est sur la table dans le salon.

De lamp staat op de tafel in de woonkamer.

...

Oefening 6: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 7: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. J'___ la porte du salon tous les jours.

(Ik ___ de deur van de woonkamer.)

2. Tu ___ la fenêtre pour aérer la chambre.

(Jij ___ het raam om de kamer te verluchten.)

3. Il ___ le placard qui est sous la table.

(Hij ___ de kast die onder de tafel staat.)

4. Nous ___ la lampe près du canapé pour avoir plus de lumière.

(Wij ___ de lamp bij de bank om meer licht te hebben.)

Oefening 8: De meubels ontdekken in mijn woonkamer

Instructie:

Ce matin, j' (Ouvrir - présent) la porte de mon salon pour prendre l'air frais. Le canapé est (Trouver - présent) la droite, près de la lampe. À côté du canapé, tu (Trouver - présent) une petite table avec un tapis (Être - présent) elle. Le bureau est en face du canapé, et j' (Installer - présent) toujours mes affaires dessus. Entre la porte et l'armoire, elle (Poser - présent) une chaise confortable. Nous (Entretenir - présent) bien la maison pour qu'elle soit toujours accueillante.


Vanmorgen open ik (Ouvrir - tegenwoordige tijd) de deur van mijn woonkamer om frisse lucht te halen. De bank staat rechts , dicht bij de lamp. Naast de bank vind je (Trouver - tegenwoordige tijd) een klein tafeltje met een tapijt onder (Être - tegenwoordige tijd) ervan. Het bureau staat tegenover de bank, en ik zet (Installer - tegenwoordige tijd) mijn spullen er altijd op. Tussen de deur en de kast plaatst (Poser - tegenwoordige tijd) zij een comfortabele stoel. Wij onderhouden (Entretenir - tegenwoordige tijd) het huis goed zodat het altijd gastvrij is.

Werkwoordschema's

Ouvrir - Ouvrir

présent

  • j'ouvre
  • tu ouvres
  • il/elle ouvre
  • nous ouvrons
  • vous ouvrez
  • ils/elles ouvrent

Trouver - Trouver

présent

  • je trouve
  • tu trouves
  • il/elle trouve
  • nous trouvons
  • vous trouvez
  • ils/elles trouvent

Être - Être

présent

  • je suis
  • tu es
  • il/elle est
  • nous sommes
  • vous êtes
  • ils/elles sont

Installer - Installer

présent

  • j'installe
  • tu installes
  • il/elle installe
  • nous installons
  • vous installez
  • ils/elles installent

Poser - Poser

présent

  • je pose
  • tu poses
  • il/elle pose
  • nous posons
  • vous posez
  • ils/elles posent

Entretenir - Entretenir

présent

  • j'entretiens
  • tu entretiens
  • il/elle entretient
  • nous entretenons
  • vous entretenez
  • ils/elles entretiennent

Oefening 9: Les prépositions de lieu: "À", "Dans", "Sur", "Sous", etc...

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: De plaatsvoorzetsels: "À", "Dans", "Sur", "Sous", enzovoort...

Toon vertaling Toon antwoorden

en, ici, sur, dans, à, sous, de

1. Dans :
Nous mangeons ville.
(We eten in de stad.)
2. Au sein de :
La lampe est la maison, dans la chambre.
(De lamp is thuis, in de slaapkamer.)
3. Provenance :
Nous allons revoir notre cousin qui rentre Belgique.
(We gaan onze neef bezoeken die terugkomt uit België.)
4. Dans :
J'aime voyager. Je vais souvent Italie.
(Ik houd van reizen. Ik ga vaak naar Italië.)
5. Au dessus :
Le livre est la table dans le salon.
(Het boek ligt op de tafel in de woonkamer.)
6. Là :
Le panier du chien est .
(De mand van de hond is hier.)
7. En bas :
Le tapis est la table de la salle à manger.
(Het tapijt ligt onder de eettafel.)
8. A l'intérieur :
Les clés sont le placard de l'entrée.
(De sleutels zijn in de kast bij de ingang.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A1.32.2 Grammaire

Les prépositions de lieu: "À", "Dans", "Sur", "Sous", etc...

De plaatsvoorzetsels: "À", "Dans", "Sur", "Sous", enzovoort...


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Ouvrir openen

Present

Frans Nederlands
(je/j') j'ouvre ik open
tu ouvres jij opent
il/elle/on ouvre hij/zij/men opent
nous ouvrons wij openen
vous ouvrez u opent
ils/elles ouvrent zij openen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Frans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Les over Meubels en Plaatsbepalingen in het Frans

Deze les is bedoeld voor beginners (niveau A1) en richt zich op het benoemen van meubels en het aanduiden van hun locatie in een woning met behulp van veelgebruikte Franse voorzetsels.

Wat leer je in deze les?

  • Meubels benoemen: woorden zoals l'armoire (de kast), la chaise (de stoel), la lampe (de lamp), la table (de tafel), le canapé (de bank) en le lit (het bed).
  • Voorzetsels van plaats: hulpmiddelen om aan te geven waar iets staat, bijvoorbeeld dans (in), sur (op), sous (onder), entre (tussen), en à (bij).

Praktische voorbeelden

Met zinnen zoals "La lampe est sur la table du salon." leer je hoe je meubels kunt beschrijven en lokaliseren. Andere voorbeeldzinnen zijn:

  • Le canapé est à côté de la porte.
  • Le chat est sous la table près du bureau.
  • La chaise est entre le bureau et la fenêtre.
  • Le placard est dans la cuisine, à droite de la porte.

Wat is het verschil met het Nederlands?

In het Frans worden voorzetsels van plaats vaak anders gebruikt dan in het Nederlands. Zo is het voorzetsel à zeer polyvalent en kan het 'bij', 'aan' of 'naast' betekenen afhankelijk van de context. Hierdoor is het belangrijk om de combinaties met meubels goed te oefenen. Ook is de volgorde in Franse zinnen vaak anders dan in het Nederlands en volgt het voorzetsel meestal direct op het zelfstandig naamwoord.

Voorbeelden van handige Nederlandse en Franse woorden en uitdrukkingen:

  • De kast = l'armoire
  • Op de tafel = sur la table
  • Onder de stoel = sous la chaise
  • Tussen de deur en het raam = entre la porte et la fenêtre

Extra taalvaardigheden

Daarnaast biedt de les ook oefeningen in werkwoordvervoeging rond het werkwoord ouvrir (openen), wat vaak gebruikt wordt in de context van meubels en deuren. Je oefent hiermee zinnen als J'ouvre la porte du salon tous les jours.

Door het combineren van woordenschat over meubels, voorzetsels en werkwoordvervoegingen krijg je een praktische en bruikbare kennis om eenvoudige plaatsen en situaties in huis in het Frans te kunnen beschrijven.

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏