Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

A1.32.1 Lecture

Description du salon

Beschrijving van de salon


Woordenschat (13)

 La table: De tafel (French)

La table

Show

De tafel Show

 La chaise: de stoel (French)

La chaise

Show

De stoel Show

 Le canapé: de bank (French)

Le canapé

Show

De bank Show

 Le lit: Het bed (French)

Le lit

Show

Het bed Show

 L'armoire: de garderobe (French)

L'armoire

Show

De garderobe Show

 Le placard : de kast (French)

Le placard

Show

De kast Show

 Le bureau: het bureau (French)

Le bureau

Show

Het bureau Show

 Le tapis: het tapijt (French)

Le tapis

Show

Het tapijt Show

 La lampe: De lamp (French)

La lampe

Show

De lamp Show

 Installer (installeren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Installer

Show

Installeren Show

 Ouvrir (openen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Ouvrir

Show

Openen Show

 Entretenir (onderhouden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Entretenir

Show

Onderhouden Show

 La porte: De deur (French)

La porte

Show

De deur Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Quels meubles y a-t-il dans chacune des pièces ? (Welke meubels staan er in elke kamer?)
  2. Décrivez une pièce de votre appartement/maison. (Beschrijf een kamer van je appartement/huis.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Les toilettes sont près du lavabo.

Het toilet is vlakbij de gootsteen.

Le lit est dans le salon.

Het bed staat in de woonkamer.

La peinture est à côté de la fenêtre.

Het schilderij staat naast het raam.

Il y a un tapis sous le canapé.

Er ligt een tapijt onder de bank.

Le miroir est suspendu au mur.

De spiegel hangt aan de muur.

L'armoire est entre le lit et le bureau.

De kledingkast staat tussen het bed en het bureau.

La porte est derrière la chaise.

De deur is achter de stoel.

Le canapé est devant la fenêtre.

De bank staat voor het raam.

La lampe est sur la table dans le salon.

De lamp staat op de tafel in de woonkamer.

...

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Le bureau


Het bureau

2

Installer


Installeren

3

Le placard


De kast

4

La lampe


De lamp

5

La table


De tafel

Oefening 4: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden
1.
la fenêtre. | près de | est dans | Le canapé | le salon,
Le canapé est dans le salon, près de la fenêtre.
(De bank staat in de woonkamer, vlak bij het raam.)
2.
est sur | La lampe | la table, | à côté | porte. | de la
La lampe est sur la table, à côté de la porte.
(De lamp staat op de tafel, naast de deur.)
3.
dans ma | le bureau | Le tapis | chambre. | est sous
Le tapis est sous le bureau dans ma chambre.
(Het tapijt ligt onder het bureau in mijn slaapkamer.)
4.
la fenêtre. | chaise entre | l'armoire et | J'installe une
J'installe une chaise entre l'armoire et la fenêtre.
(Ik zet een stoel neer tussen de kast en het raam.)
5.
côté du | la chambre. | est à | placard, dans | Le lit
Le lit est à côté du placard, dans la chambre.
(Het bed staat naast de kast, in de slaapkamer.)
6.
dans le | les livres | Je mets | la lampe. | placard, sous
Je mets les livres dans le placard, sous la lampe.
(Ik leg de boeken in de kast, onder de lamp.)

Oefening 5: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Le canapé est près de la fenêtre. (De bank staat bij het raam.)
La lampe est sur la table du salon. (De lamp staat op de salontafel.)
L'armoire est dans la chambre, à côté du lit. (De kast staat in de slaapkamer, naast het bed.)
Le tapis est sous la table basse. (Het tapijt ligt onder de salontafel.)

Oefening 6: Clusteren van woorden

Instructie: Rangschik de woorden in twee groepen, afhankelijk van of ze meubels of plaatsvoorzetsels aanduiden.

Meubles

Prépositions de lieu

Oefening 7: Les prépositions de lieu: "À", "Dans", "Sur", "Sous", etc...

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: De plaatsvoorzetsels: "À", "Dans", "Sur", "Sous", enzovoort...

Toon vertaling Toon antwoorden

en, ici, sur, dans, à, sous, de

1. Dans :
Nous mangeons ... ville.
(We eten in de stad.)
2. Au sein de :
La lampe est ... la maison, dans la chambre.
(De lamp is thuis, in de slaapkamer.)
3. Provenance :
Nous allons revoir notre cousin qui rentre ... Belgique.
(We gaan onze neef bezoeken die terugkomt uit België.)
4. Dans :
J'aime voyager. Je vais souvent ... Italie.
(Ik houd van reizen. Ik ga vaak naar Italië.)
5. Au dessus :
Le livre est ... la table dans le salon.
(Het boek ligt op de tafel in de woonkamer.)
6. Là :
Le panier du chien est ....
(De mand van de hond is hier.)
7. En bas :
Le tapis est ... la table de la salle à manger.
(Het tapijt ligt onder de eettafel.)
8. A l'intérieur :
Les clés sont ... le placard de l'entrée.
(De sleutels zijn in de kast bij de ingang.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A1.32.2 Grammaire

Les prépositions de lieu: "À", "Dans", "Sur", "Sous", etc...

De plaatsvoorzetsels: "À", "Dans", "Sur", "Sous", enzovoort...


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Ouvrir openen

present

Frans Nederlands
(je/j') j'ouvre ik open
tu ouvres jij opent
il/elle/on ouvre hij/zij/men opent
nous ouvrons wij openen
vous ouvrez u opent
ils/elles ouvrent zij openen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Frans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏