Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Gesprek

1. Martin: Alex, ça te dit de sortir ce soir ? Ça fait un moment. (Alex, zin om vanavond uit te gaan? Het is al een tijdje geleden.) Show
2. Alexandra: Oui, pourquoi pas ! Tu veux faire quoi ? (Ja, waarom niet! Wat wil je doen?) Show
3. Martin: Il y a un nouveau film au cinéma. Tu veux y aller ? (Er is een nieuwe film in de bioscoop. Wil je er naartoe gaan?) Show
4. Alexandra: Non, pas trop envie de rester assis longtemps dans une salle. (Nee, ik heb niet zo'n zin om lang stil te zitten in een zaal.) Show
5. Martin: D'accord, on peut aller en boîte et danser toute la soirée ? (Oké, kunnen we naar een club gaan en de hele avond dansen?) Show
6. Alexandra: Comme quand on avait vingt ans ? (Net zoals toen we twintig waren?) Show
7. Martin: Oui, et on prendra quelques cocktails ! (Ja, en we nemen een paar cocktails!) Show
8. Alexandra: La musique est souvent très forte là-bas... (De muziek is daar vaak heel hard...) Show
9. Martin: C'est ce qui fait l'ambiance en boîte de nuit. (Dat is wat de sfeer maakt in een nachtclub.) Show
10. Alexandra: Je préfère quelque chose de plus calme. Un ami m'a donné des places pour une pièce de théâtre. (Ik geef de voorkeur aan iets rustigers. Een vriend heeft me kaartjes gegeven voor een toneelstuk.) Show
11. Martin: Je pensais que tu ne voulais pas rester enfermé toute la soirée ? (Ik dacht dat je niet de hele avond binnen wilde zitten?) Show
12. Alexandra: Oui, mais cette pièce me plaît, elle parle des disputes de couple. (Ja, maar dat stuk vind ik leuk, het gaat over ruzies tussen koppels.) Show
13. Martin: On va passer une bonne soirée, j'en suis sûr. (We gaan een leuke avond hebben, daar ben ik zeker van.) Show

Oefening 1: Discussievragen

Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.

  1. Que propose Martin comme activité ?
  2. Wat stelt Martin voor als activiteit?
  3. Que propose Alexandra ?
  4. Wat stelt Alexandra voor?
  5. Sur quel sujet porte la pièce de théâtre ?
  6. Waar gaat het toneelstuk over?
  7. Es-tu déjà allé au théâtre ?
  8. Ben je al eens naar het theater geweest?
  9. Que fais-tu les vendredis soirs ?
  10. Wat doe je op vrijdagavond?

Oefening 2: Oefening in context

Instructie: Résume le sujet de la pièce de théâtre.

  1. https://www.billetreduc.com/358766/evt.htm